Matches in Data.gov.be for { <http://data.gov.be/dataset/statbelpubs/dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a> ?p ?o ?g. }
Showing items 1 to 72 of
72
with 100 items per page.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a accessRights PUBLIC @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a description "Bijna 40% van de 50-74-jaren in België ontvangt een rustpensioen. Voor een gepensioneerde op tien betekende dat niet meteen stoppen met werken. De drie belangrijkste redenen: graag werken, uit financiële noodzaak en om sociale contacten te kunnen behouden. Dat blijkt uit nieuwe resultaten van Statbel, het Belgische statistiekbureau. In 2023 werden ruim 13.900 personen van 50 tot en met 74 jaar bevraagd over pensioen en arbeidsmarktparticipatie via de Enquête naar Arbeidskrachten. Zowel voor vrouwen als mannen was “graag werken en productief zijn” de belangrijkste reden om te blijven werken. Voor mannen was dit nog iets uitgesprokener terwijl voor vrouwen het behoud van sociale contacten ook vaak een doorslaggevende rol speelde. Tegelijk stopte bijna 71% van de 50-74 jarigen met werken na de eerste ontvangst van een rustpensioen. Een kleine 20% had geen job of werkte niet meer op dat moment. De gemiddelde leeftijd waarop het eerste rustpensioen werd ontvangen, is 62,5 jaar. De meesten (63,3%) ontvangen enkel een wettelijk rustpensioen zonder een aanvullend pensioen. Daarnaast bestaan er allerlei combinaties met aanvullende pensioenen (via een regelmatige of éénmalige uitkering) en de meest voorkomende is deze van het wettelijk rustpensioen met een aanvullend pensioen via een individuele regeling (bv. pensioensparen) (17,6%). Van de 50-74- jarigen die nog geen wettelijk rustpensioen ontvangen is bijna 70% van plan om met pensioen te gaan op de wettelijke pensioenleeftijd, 26,2% zou vervroegd met pensioen gaan en een kleine 4% plant na de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen te gaan. Verdere details leest u hieronder. 39,4% van de 50- tot en met 74- jarigen in België ontvangt een rustpensioen De bevraging over pensioen en arbeidsmarktparticipatie peilde in eerste instantie naar het ontvangen van een rustpensioen. 39,4% van de 50-74-jarigen ontvangt een rustpensioen. Het kan hierbij gaan om een wettelijk rustpensioen (inclusief het vervroegd rustpensioen) of een aanvullend pensioen opgebouwd via de werkgever (bv. groepsverzekering) of via een individuele regeling (bv. pensioensparen). Ook een combinatie van verschillende regelingen is mogelijk. Ontvangst van een rustpensioen ** (inclusief éénmalige uitkeringen aanvullend pensioen) (2023) Totaal * Aantal (x1.000) % Ja 1.396 39,4% Neen 2.150 60,6% Totaal 3.545 100% * doelgroep: alle personen van 50 tot en met 74 jaar ** definitie rustpensioen: zie methodologische noot De meeste ontvangers van een rustpensioen ontvangen enkel een rustpensioen zonder een aanvullend pensioen (63,3%). Daarnaast bestaan er allerlei combinaties. De meest voorkomende combinatie is deze van de eerste met de derde pensioenpijler (17,6%). Het gaat dan om personen die naast een wettelijk rustpensioen eveneens regelmatige uitkering ontvangen of een éénmalige uitkering hebben ontvangen van een aanvullend pensioen dat werd opgebouwd via een individuele regeling zoals het pensioensparen. De combinatie eerste pensioenpijler met de tweede pensioenpijler waarbij een rustpensioen gecombineerd wordt met een aanvullend pensioen opgebouwd via de werkgever (bijv. via een groepsverzekering) komt in 9,4% van de gevallen voor en nog eens 8,6% combineert de drie pensioenpijlers. Slechts weinig personen ontvangen enkel aanvullende pensioenen. Soort rustpensioen ** (inclusief éénmalige uitkeringen aanvullend pensioen) (2023) Totaal * Aantal (x1.000) % Enkel een wettelijk rustpensioen 883 63,3% Een wettelijk rustpensioen + aanvullend pensioen opgebouwd via de werkgever (bijv. via een groepsverzekering) 131 9,4% Een wettelijk rustpensioen + aanvullend pensioen opgebouwd via een individuele regeling (bijv. via het pensioensparen) 246 17,6% Een wettelijk rustpensioen + aanvullend pensioen opgebouwd via de werkgever + aanvullend pensioen opgebouwd via een individuele regeling 120 8,6% Enkel (een) aanvullend(e) pensioen(en) 16 1,1% Totaal 1.396 100% * doelgroep: alle personen van 50 tot en met 74 jaar die een rustpensioen ontvangen (inclusief éénmalige uitkeringen aanvullende pensioen) ** definities pensioenen: zie methodologische noot De gemiddelde leeftijd waarop men een rustpensioen begon te ontvangen is 62,5 jaar Personen van 50 tot en met 74 jaar met een rustpensioen hebben dit gemiddeld beginnen ontvangen op hun 62,5 jaar. Volgens de geschatte resultaten per onderwijsniveau ligt dit gemiddelde het hoogst bij personen met een hoog onderwijsniveau (62,6 jaar). Gemiddelde leeftijd waarop men voor het eerst een rustpensioen begon te ontvangen (2023) Totaal * Geslacht Onderwijsniveau Mannen Vrouwen Laag Midden Hoog 62,5 62,4 62,5 62,5 62,3 62,6 * doelgroep: alle personen van 50 tot en met 74 jaar die een rustpensioen ontvangen (exclusief éénmalige uitkeringen aanvullende pensioen) Blijven werken of stoppen met werken bij pensionering? Bijna 71% van de pensioenontvangers is gestopt met werken bij hun pensionering. Daarnaast is 9,4% van de 50-74-jarigen die een rustpensioen ontvangen blijven werken na de eerste ontvangst van een rustpensioen en de daaropvolgende zes maanden: 3,9% bleef zijn/haar job gewoon verder uitvoeren en 5,5% werkte verder na het aanbrengen van een aantal veranderingen zoals het verminderen van het aantal werkuren of het veranderen van job. 19,7% had geen job (meer) of werkte niet (meer) wanneer ze hun rustpensioen begonnen te ontvangen. Het gaat dan om personen die bijvoorbeeld werkloos, met brugpensioen of definitief arbeidsongeschikt waren of huisvrouw/-man waren. Meer mannen (11,4%) dan vrouwen (7,4%) blijven bij aanvang van het rustpensioen werken terwijl het percentage vrouwen zonder job bij pensionering (25%) hoger ligt dan bij mannen (14,6%). “Graag werken en productief zijn” is voor 44% van de betrokkenen de belangrijkste reden om aan de slag te blijven Wanneer men personen die blijven werken zijn na de eerste ontvangst van hun rustpensioen vraagt wat de belangrijkste reden is om te blijven werken, geeft 44,1% “graag werken en productief zijn” aan, 15,7% “uit financiële noodzaak, om een voldoende hoog inkomen te verwerven” en 13,3% “het behoud van sociale contacten”. Verder is 10% blijven werken voor “ de financiële voordelen”, 6,6% omdat “de partner nog werkte” en 10,2% voor “andere redenen”. Voor mannen is het graag werken en productief zijn nog belangrijker dan voor vrouwen (respectievelijk 52,2% en 31%) terwijl het behoud van sociale contacten eerder bij vrouwen dan bij mannen een belangrijke reden is om te blijven werken (respectievelijk 18% en 10,5%). Daarnaast geven meer vrouwen (18,5%) dan mannen (14%) aan dat ze vooral uit financiële noodzaak zijn blijven verder werken. Stoppen met werken omdat de pensioengerechtigde leeftijd bereikt is Aan diegenen die bij het beginnen ontvangen van een rustpensioen gestopt zijn met werken werd gevraagd wat de belangrijkste reden was waarom ze op dat moment stopten met werken. De meesten deden dit omdat ze de pensioengerechtigde leeftijd (al dan niet vervroegd) hadden bereikt (62,9%). Voor 11,4% speelden vooral financiële overwegingen een rol. Voor hen waren er bijvoorbeeld gunstige financiële regelingen of zij vreesden dat uitstel van pensionering zou leiden tot een lager pensioen. 8,8% stopte omdat ze de verplichte pensioenleeftijd bereikt hadden en 8% omwille van gezondheidsredenen of arbeidsongeschiktheid. Met het werk verband houdende redenen zoals moeilijke werkuren of een stresserende job en familiale of zorggerelateerde redenen werd minder aangegeven als de belangrijkste reden om te stoppen met werken (respectievelijk 5,5% en 2,9%). Stoppen omwille van de gezondheid of arbeidsongeschiktheid komt meer voor bij vrouwen (9,5%) dan mannen (6,7%) en meer bij personen met een laag onderwijsniveau (10,1%) dan bij personen met een midden of hoog onderwijsniveau (7% en 6,9%). Bijna 60% van de 50-74-jarigen begon het wettelijk rustpensioen op de wettelijke pensioenleeftijd te ontvangen Aan diegenen die een wettelijk rustpensioen ontvangen werd gevraagd of zij dit voor het eerst zijn beginnen ontvangen vóór, op of na de wettelijke pensioenleeftijd. De meeste personen (59,6%) zijn hun wettelijk pensioen op de wettelijke pensioenleeftijd beginnen ontvangen. 38,2% is het wettelijk rustpensioen beginnen te ontvangen vóór de wettelijke pensioenleeftijd en is dus vervroegd met pensioen gegaan. Meer mannen dan vrouwen zijn vervroegd met pensioen gegaan (respectievelijk 39,9% tegenover 36,5%) en meer vrouwen dan mannen zijn hun wettelijk rustpensioen na de wettelijke pensioenleeftijd beginnen ontvangen. Wanneer werd het wettelijk rustpensioen voor de eerste keer ontvangen? (2023) Totaal * Geslacht Mannen Vrouwen Aantal (x1.000) % Aantal (x1.000) % Aantal (x1.000) % Vóór de wettelijke pensioenleeftijd, dus vervroegd met pensioen gegaan. 528 38,2% 283 39,9% 245 36,5% Op de wettelijke pensioenleeftijd 822 59,6% 412 58,2% 410 61,1% Na de wettelijke pensioenleeftijd 30 2,2% 14 1,9% 17 2,5% Totaal 1.380 100% 709 100% 671 100% * doelgroep: alle personen van 50 tot en met 74 jaar die een wettelijk rustpensioen ontvangen Bijna 70% van diegenen die nog geen wettelijk rustpensioen ontvangen is van plan om met pensioen te gaan op de wettelijke pensioenleeftijd Aan de 50-74-jarigen die nog geen rustpensioen ontvangen werd eveneens gevraagd wanneer ze van plan zijn om met pensioen te gaan. Zo’n 30% antwoordde het nog niet te weten. Van diegenen die al weten wanneer ze van plan zijn om met pensioen te gaan zegt bijna 70% dat ze op de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen gaan. 26,2% is van plan om vervroegd met pensioen te gaan en de rest (3,9%) plant om na de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen te gaan. Drie kwart van de 50-74-jarigen met een laag onderwijsniveau plant om op de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen te gaan, 21,8% wenst vervroegd met pensioen te gaan en 2,6% na de wettelijke pensioenleeftijd. Personen met een hoog onderwijsniveau zijn minder van plan om op de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen te gaan (65,9%). Ze plannen meer om ofwel vóór de wettelijke pensioenleeftijd (28,5%) ofwel na de wettelijke pensioenleeftijd (5,6%) met pensioen te gaan. Wanneer is men van plan om met pensioen te gaan? (2023) Totaal * Onderwijsniveau Laag Midden Hoog Aantal (x1.000) % Aantal (x1.000) % Aantal (x1.000) % Aantal (x1.000) % Vóór de wettelijke pensioenleeftijd, dus van plan om vervroegd met pensioen te gaan. 399 26,2% 77 21,8% 156 26,4% 165 28,5% Op de wettelijke pensioenleeftijd 1.065 69,9% 267 75,5% 417 70,4% 381 65,9% Na de wettelijke pensioenleeftijd 60 3,9% 9 2,6% 19 3,1% 32 5,6% Totaal 1.524 100% 354 100% 592 100% 578 100% * doelgroep: alle personen van 50 tot en met 74 jaar die geen wettelijk rustpensioen ontvangen Opbouw pensioenrechten Aan de 50-74-jarigen die (nog) geen wettelijk pensioen en geen regelmatige uitkering van een aanvullend pensioen opgebouwd via de werkgever ontvangen werd gevraagd of zij al pensioenrechten hadden opgebouwd of nog aan het opbouwen waren (ongeacht hoe ze later worden uitbetaald, éénmalig of op regelmatige wijze). Het gaat over pensioenrechten voor een wettelijk rustpensioen (de eerste pensioenpijler), een aanvullend pensioen via de werkgever of via een regeling voor zelfstandigen (de tweede pensioenpijler) en/of een aanvullend pensioen via een individuele regeling (de derde pensioenpijler). 28% bouwt enkel pensioenrechten op voor de eerste pensioenpijler. De meest voorkomende combinatie is deze van het wettelijk pensioen met de tweede en derde pensioenpijler (21,8%), gevolgd door de combinatie wettelijk pensioen met de derde pensioenpijler (19,6%). 9,2% bouwt rechten op voor de combinatie van een wettelijk rustpensioen en een aanvullend pensioen dat men opbouwt via de werkgever. Uitsluitend rechten opbouwen voor een aanvullend pensioen zonder de eerste pensioenpijler komt zeer weinig voor. Daarentegen bouwt 19,7% geen pensioenrechten op. Er zijn duidelijke verschillen volgens onderwijsniveau en gewest. Personen met een hoog onderwijsniveau bouwen vooral pensioenrechten op voor een combinatie van de drie pensioenpijlers (33,8%). Bij personen met een midden en laag onderwijsniveau bedraagt dit respectievelijk 19,5% en 6,7%. Personen die enkel pensioenrechten opbouwen voor een wettelijk pensioen zijn eerder te vinden bij de personen met een laag onderwijsniveau (40,4%). Bij personen met een midden of hoog onderwijsniveau ligt dit lager: respectievelijk 30,3% en 17,8%. De situatie waar men enkel pensioenrechten opbouwt voor het wettelijk pensioen komt het minst voor in het Vlaams Gewest (19,9%) en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het vaakst (48%). In het Waals Gewest gaat het om 36,9%. Opbouw pensioenrechten (2023) Totaal * Onderwijsniveau Gewest woonplaats Laag Midden Hoog Brussels Hoofd-stedelijk Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Enkel voor een wettelijk rustpensioen 28,0% 40,4% 30,3% 17,8% 48,0% 19,9% 36,9% Een wettelijk rustpensioen + aanvullend pensioen dat men opbouwt via de werkgever, bijv. via een groepsverzekering 9,2% 5,3% 10,6% 10,2% 7,4% 9,8% 8,6% Een wettelijk rustpensioen+ aanvullend pensioen dat men opbouwt via een individuele regeling, bijv. via het pensioensparen 19,6% 9,8% 21,2% 24,3% 12,1% 21,3% 18,8% Een wettelijk rustpensioen + aanvullend pensioen dat men opbouwt via de werkgever + aanvullend pensioen dat men opbouwt via een individuele regeling 21,8% 6,7% 19,5% 33,8% 13,6% 28,3% 12,5% Enkel voor (een) aanvullend(e) pensioen(en) 1,7% 1,4% 2,0% 1,6% 0,7% 2,4% 0,8% Geen opbouw pensioenrechten 19,7% 36,4% 16,5% 12,3% 18,3% 18,4% 22,4% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% * doelgroep: alle personen van 50 tot en met 74 jaar die geen wettelijk pensioen ontvangen en ook geen regelmatige uitkering ontvangen van een aanvullend pensioen dat werd opgebouwd via de werkgever Methodologische noot In 2023 werden ruim 13.900 personen van 50 tot en met 74 jaar bevraagd over pensioen en werk. Zowel personen die al een pensioen ontvangen als personen die dit nog niet ontvangen werden bevraagd. Geëxtrapoleerd naar de totale bevolking gaat het om 3.545.000 personen. De vragen werden gespreid over het hele jaar 2023 toegevoegd aan de eerste bevraging van de Enquête naar de Arbeidskrachten die face-to-face verloopt. De vragen gingen onder andere over de ontvangst van een rustpensioen, de opbouw van pensioenrechten, de periode dat men voor het eerst zijn pensioen ontving en de pensioenplannen voor diegenen die nog geen pensioen ontvangen. De resultaten zijn geen absolute cijfers maar het resultaat van een extrapolatie van een steekproef. Bij de interpretatie van de cijfers dient hiermee rekening te worden gehouden. Wanneer het geschatte aantal personen kleiner is dan 8.000 (cijfers in rood), moeten de gegevens met de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd. Definities Pensioen De enquête is geharmoniseerd op Europees niveau. In dit kader is een pensioen een periodieke, meestal maandelijkse uitbetaling. Eénmalige uitkeringen vallen hier niet onder. Opmerking In België worden de aanvullende pensioenen meestal uitbetaald via een éénmalige uitkering. Daarom worden in dit persbericht de resultaten over de verschillende rustpensioenen inclusief de éénmalige uitkeringen opgenomen. Voor Europese vergelijkingen worden deze resultaten ook exclusief de éénmalige uitkeringen weergegeven. Deze zijn te vinden op onze website (xlsx 117 KB). Met een "rustpensioen" wordt bedoeld: (1) een wettelijk rustpensioen (inclusief het vervroegd rustpensioen), (2) een aanvullend pensioen via de werkgever of via een regeling voor zelfstandigen en (3) een aanvullend pensioen via een individuele regeling. Een "wettelijk rustpensioen" (inclusief het vervroegd wettelijk rustpensioen) is een uitkering die men vanaf een bepaalde leeftijd ontvangt en die wordt toegekend op basis van een persoonlijke beroepsloopbaan als werknemer, zelfstandige of ambtenaar. Het systeem wordt gefinancierd door wettelijk verplichte socialezekerheidsbijdragen. Vallen hier ook onder: rustpensioenen uit het buitenland, overlevingspensioen indien de persoon de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Zijn o.a. uitgesloten: het "Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag” , het zogenaamde brugpensioen, het overlevingspensioen dat vóór de pensioengerechtigde leeftijd wordt uitbetaald. Een “aanvullend pensioen via de werkgever ", de zogenaamde tweede pensioenpijler, steunt op kapitalisatie en vormt een aanvulling op het wettelijk rustpensioen en wordt opgebouwd in het kader van een loopbaan als werknemer of zelfstandige. De organisatie gaat uit van de onderneming, bedrijfstak of beroepsgroep. Bijv. een pensioen via een groepsverzekering, een pensioenfonds of een aanvullend rustpensioen voor zelfstandigen. Een “aanvullend pensioen via een individuele regeling" , de zogenaamde “derde pensioenpijler” steunt op kapitalisatie en vormt een aanvulling op het wettelijk rustpensioen. Het initiatief van deze pensioenvoorziening gaat uit van het individu, los van het professioneel statuut . Bijv. een pensioen via het individuele pensioensparen of een individuele pensioenspaarverzekering. Hoogst behaald onderwijsniveau Laag: maximaal een diploma van het lager secundair onderwijs. Midden: een diploma behaald van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hoog: een diploma van het hoger onderwijs behaald. Deze enquête wordt uitgevoerd met een subsidie van Eurostat" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a description "Fast 40 % der Personen im Alter von 50 bis 74 Jahren in Belgien bekommt eine Altersrente. Für jeden zehnten Rentner bedeutete dies jedoch nicht, dass sie unbedingt aus dem Erwerbsleben aussteigen. Die drei wichtigsten Gründe dafür sind: Freude an der Arbeit, aus finanzieller Notwendigkeit und um soziale Kontakte zu behalten. Dies geht aus neuen Ergebnissen von Statbel, dem belgischen Statistikamt, hervor. 2023 wurden in der Arbeitskräfteerhebung mehr als 13.900 Personen im Alter von 50 bis 74 Jahren zum Thema Pensionierung und Arbeitsmarktlage befragt. Vor allem Männer gaben an, „gerne zu arbeiten und produktiv zu sein“. Bei den Frauen spielte das Behalten sozialer Kontakte häufiger eine entscheidende Rolle um weiterzuarbeiten. Gleichzeitig haben fast 71 % der 50- bis 74-Jährigen nach dem erstmaligen Bezug der Altersrente aufgehört zu arbeiten. Knapp 20 % waren damals arbeitslos oder waren nicht mehr tätig. Das Durchschnittsalter bei dem erstmaligen Bezug der Altersrente ist 62,5 Jahre. Die meisten Personen (63,3 %) bekommen nur eine gesetzliche Altersrente ohne Zusatzrente. Es gibt auch eine Vielzahl von Kombinationen mit Zusatzrenten (in Form von regelmäßigen oder einmaligen Auszahlungen), und die häufigste ist die Kombination der gesetzlichen Altersrente mit einer Zusatzrente aufgrund einer individuellen Regelung (z. B. Rentensparen) (17,6 %). Von den 50- bis 74-Jährigen, die noch keine gesetzliche Altersrente bekommen, planen fast 70 %, mit dem gesetzlichen Renteneintrittsalter in den Ruhestand zu gehen, 26,2 % würden vorzeitig in den Ruhestand gehen und knapp 4 % planen, nach dem gesetzlichen Renteneintrittsalter in den Ruhestand zu gehen. Im Folgenden lesen Sie weitere Details. 39,4 % der 50- bis 74-Jährigen in Belgien bekommen eine Altersrente In der Erhebung zum Thema Pensionierung und Arbeitsmarktlage wurde vor allem der Bezug einer Altersrente abgefragt. Fast 39,4 % der Personen im Alter von 50 bis 74 Jahren in Belgien bekommt eine Altersrente. Dabei kann es sich um eine gesetzliche Altersrente (einschließlich der Vorruhestandsrente) oder um eine Zusatzrente handeln, die über den Arbeitgeber (z. B. eine Gruppenversicherung) oder über ein individuelles System (z. B. Rentensparen) aufgebaut wird. Auch eine Kombination aus verschiedenen Systemen ist möglich. Ontvangst van een rustpensioen ** (inclusief éénmalige uitkeringen aanvullend pensioen) (2023) Totaal * Aantal (x1.000) % Ja 1.396 39,4% Neen 2.150 60,6% Totaal 3.545 100% * doelgroep: alle personen van 50 tot en met 74 jaar ** definitie rustpensioen: zie methodologische noot Die meisten Pensionsbezieher bekommen nur eine gesetzliche Altersrente ohne Zusatzrente (63,3 %). Darüber hinaus gibt es verschiedene Kombinationen. Die häufigste Kombination ist die der ersten mit der dritten Säule der Altersversorgung (17,6 %). Dabei handelt es sich um Personen, die neben einer gesetzlichen Altersrente auch regelmäßige Leistungen beziehen oder eine einmalige Auszahlung aus einer Zusatzrente erhalten haben, die über ein individuelles System wie das Rentensparen aufgebaut wurde. Die Kombination der ersten mit der zweiten Säule der Altersversorgung, d. h. die Kombination einer Altersrente mit einer Zusatzrente, die über den Arbeitgeber (z. B. über eine Gruppenversicherung) aufgebaut wurde, kommt in 9,4 % der Fälle vor, und weitere 8,6 % kombinieren die drei Säulen der Altersvorsorge. Nur wenige Personen beziehen ausschließlich eine Zusatzrente. Soort rustpensioen ** (inclusief éénmalige uitkeringen aanvullend pensioen) (2023) Totaal * Aantal (x1.000) % Enkel een wettelijk rustpensioen 883 63,3% Een wettelijk rustpensioen + aanvullend pensioen opgebouwd via de werkgever (bijv. via een groepsverzekering) 131 9,4% Een wettelijk rustpensioen + aanvullend pensioen opgebouwd via een individuele regeling (bijv. via het pensioensparen) 246 17,6% Een wettelijk rustpensioen + aanvullend pensioen opgebouwd via de werkgever + aanvullend pensioen opgebouwd via een individuele regeling 120 8,6% Enkel (een) aanvullend(e) pensioen(en) 16 1,1% Totaal 1.396 100% * doelgroep: alle personen van 50 tot en met 74 jaar die een rustpensioen ontvangen (inclusief éénmalige uitkeringen aanvullende pensioen) ** definities pensioenen: zie methodologische noot Das Durchschnittsalter bei dem erstmaligen Bezug der Altersrente liegt bei 62,5 Jahren Personen im Alter von 50 bis 74 Jahren, die eine Altersrente beziehen, begannen diese im Durchschnitt im Alter von 62,5 Jahren. Gemäß den geschätzten Ergebnissen nach Bildungsniveau ist dieser Durchschnitt bei Personen mit hohem Bildungsniveau am höchsten (62,6 Jahre). Durchschnittsalter bei Beginn des Rentenbezugs (2023) Gesamtzahl* Geschlecht Bildungsniveau Männer Frauen Niedrig Mittel Hoch 62,5 62,4 62,5 62,5 62,3 62,6 * doelgroep: alle personen van 50 tot en met 74 jaar die een rustpensioen ontvangen (exclusief éénmalige uitkeringen aanvullende pensioen) Im Ruhestand weiterarbeiten oder aufhören zu arbeiten? Fast 71 % der Rentenempfänger haben ihre Erwerbstätigkeit bei Eintritt in den Ruhestand eingestellt. Darüber hinaus arbeiteten 9,4 % der 50- bis 74-Jährigen, die eine Altersrente beziehen, nach dem ersten Bezug einer Altersrente und in den folgenden sechs Monaten weiter: 3,9 % übten ihre Tätigkeit wie gewohnt aus und 5,5 % arbeiteten weiter, nachdem sie einige Änderungen vorgenommen hatten, wie z. B. eine Verringerung der Arbeitszeit oder einen Arbeitsplatzwechsel. 19,7 % hatten zu Beginn des Rentenbezugs keinen Arbeitsplatz (mehr) oder arbeiteten nicht (mehr). Dabei handelt es sich um Personen, die z. B. arbeitslos, im Vorruhestand oder dauerhaft dienstunfähig waren, oder um Hausfrauen/Hausmänner Mehr Männer (11,4 %) als Frauen (7,4 %) arbeiten bei Beginn der Altersrente weiter, während der Prozentsatz der Frauen, die bei Eintritt in den Ruhestand nicht erwerbstätig sind (25 %), höher ist als bei den Männern (14,6 %). “Freude an der Arbeit und Produktiv sein“ ist für 44 % der Betroffenen der Hauptgrund um weiterzuarbeiten Auf die Frage nach dem Hauptgrund für die Weiterbeschäftigung nach dem erstmaligen Bezug der Altersrente gaben 44,1 % an, „Freude an der Arbeit und produktiv sein“, 15,7 % „aus finanzieller Notwendigkeit, um ein ausreichendes Einkommen zu erzielen“ und 13,3 % „um soziale Kontakte zu behalten“. Außerdem arbeiteten 10 % aus „finanziellen Gründen“ weiter, 6,6 %, weil „der Partner noch arbeitete“ und 10,2 % aus „anderen Gründen“. Für Männer ist Freude an der Arbeit und produktiv sein noch wichtiger als für Frauen (52,2 % bzw. 31 %), während das Behalten sozialer Kontakte für Frauen eher ein wichtiger Grund ist für die Fortsetzung der Arbeit als für Männer (18 % bzw. 10,5 %). Darüber hinaus geben mehr Frauen (18,5 %) als Männer (14 %) an, dass sie hauptsächlich aus finanzieller Notwendigkeit weiterarbeiten. Diese Umfrage wird mit einem Zuschuss von Eurostat" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a description "Nearly 40% of people aged 50-74 in Belgium receive an old-age pension. For a pensioner in ten, that did not mean quitting work immediately. The three main reasons are: “love working”, “financially necessary” and “social contacts”. This is what emerged from the new results of Statbel, the Belgian statistical office. In 2023, over 13,900 people aged 50-74 were surveyed about pension and labour market participation via the Labour Force Survey. For both women and men, “love working and being productive” was the most important reason for continuing to work. This was even more pronounced for men, while for women the maintenance of social contacts also often played a decisive role. At the same time, nearly 71% of the 50-74-year-olds stopped working after starting to receive the old-age pension. Just under 20% did not have a job or were no longer working at that time. The average age at which the first old-age pension was received is 62.5 years. Most (63.3%) receive only a statutory old-age pension without a supplementary pension. There are also all kinds of combinations with supplementary pensions (via a regular or lump sum payment) and the most common is the statutory old-age pension with a supplementary pension via an individual scheme (e.g. pension savings) (17.6%). Among 50-74-year-olds not yet receiving a statutory old-age pension, almost 70% plan to retire at the statutory retirement age, 26.2% would retire early and just under 4% plan to retire after the statutory retirement age. You will find more details here below. 39.4% of people aged 50-74 in Belgium receive a old-age pension The survey about pension and labour market participation first probed the receipt of an old-age pension. 39.4% of people aged 50-74 in Belgium receive an old-age pension. It can be a statutory old-age pension (including the early old-age pension) or a supplementary pension financed by the employer (e.g. group insurance) or via an individual scheme (e.g. pension savings). A combination of various schemes is also possible. Old-age pension receipt ** (including lump sum benefits from supplementary pension) (2023) Total * Number (x1,000) % Yes 1,396 39.4% No 2,150 60.6% Total 3,545 100.0% * target group: all persons aged 50-74 ** definition old-age pension: see methodological note Most beneficiaries of an old-age pension only receive an old-age pension without supplementary pension (63.3%). There are also all kinds of combinations. The most common combination is that of the first and the third pension pillars (17.6%). These are people who have received, in addition to a statutory old-age pension, regular benefits or a lump sum payment from a supplementary pension that was financed via an individual scheme such as pension savings. The combination of the first pension pillar and the second pension pillar, where an old-age pension is combined with a supplementary pension financed by the employer (e.g. via a group insurance) occurs in 9.4% of cases and another 8.6% combine the three pension pillars. Few people receive only supplementary pensions. Old-age pension type ** (including lump sum benefits from supplementary pension) (2023) Total * Number (x1,000) % Only a statutory old-age pension 883 63.3% A statutory old-age pension + supplementary pension financed by the employer (e.g. via a group insurance) 131 9.4% A statutory old-age pension + supplementary pension financed via an individual scheme (e.g. via pension savings) 246 17.6% A statutory old-age pension + supplementary pension financed by the employer + supplementary pension financed via an individual scheme 120 8.6% Only (a) supplementary pension(s) 16 1.1% Total 1,396 100% * target group: all persons aged 50-74 who receive an old-age pension (including lump sum benefits from supplementary pension) ** definition pensions: see methodological note The average age at which the old-age pension is first received is 62.5 years People aged 50 to 74 receiving an old-age pension started to receive it on average at the age of 62.5. According to the estimated results per education level, this average is the highest among highly educated people (62.6 years). The average age at which the old-age pension is first received (2023) Total * Sex Level of education Men Women Low Medium High 62.5 62.4 62.5 62.5 62.3 62.6 * target group: all persons aged 50-74 who receive an old-age pension (excluding lump sum benefits from supplementary pension) To continue or to stop working at retirement? Nearly 71% of pension recipients have stopped working at retirement. Nearly 71% of pension recipients have stopped working at retirement. Furthermore, 9.4% of people aged 50-74 who receive an old-age pension continue to work after the first receipt of this pension and the next six months: 3.9% simply continued to do their job and 5.5% continued to work after making some changes, such as reducing the number of working hours or changing jobs. 19.7% had no (more) job or did not work (any more) when they started to receive their old-age pension. These are people who were for example unemployed, persons enjoying a bridging pension or permanently incapacitated for work, or housewives/househusbands. More men (11.4%) than women (7.4%) continue to work when starting to receive an old-age pension, while the percentage of women with no job at retirement (25%) is higher than that of men (14.6%). “Love working and being productive” is for 44% of respondents the main reason to continue to work When persons who continued to work after receiving their first old-age pension were asked what the main reason for continuing to work was, 44.1% indicated “love working and being productive”, 15.7% “out of financial necessity, in order to earn a sufficiently high income” and 13.3% “social contacts”. Furthermore, 10% continue to work for the “financial benefits”, 6.6% because “the partner is still working” and 10.2% for “other reasons”. For men, “love working and being productive” is even more important than for women (52.2% and 31% respectively), while maintaining social contacts is more likely to be an important reason for women than men to continue working (18% and 10.5% respectively). Moreover, more women (18.5%) than men (14%) indicate that they continue to work mainly out of financial necessity. To stop working because retirement age is reached Those who stopped working when they started receiving an old-age pension were asked what the main reason was why they stopped working at that time. Most did so because they had reached retirement age (early or not) (62.9%). For 11.4%, financial considerations in particular played a role. For them, for example, there were favourable financial arrangements or they feared that postponing retirement would lead to a lower pension. 8.8% stopped because they had reached the mandatory retirement age and 8% because of health reasons or incapacity for work. Work-related reasons such as difficult working hours or a stressful job and family or care-related reasons were less indicated as the main reason to stop working (5.5% and 2.9% respectively). To stop because of health or incapacity for work was more common among women (9.5%) than men (6.7%) and more common among low-educated people (10.1%) than medium- or highly-educated people (7% and 6.9%). Almost 60% of the 50-74-year-olds started receiving the statutory old-age pension at the legal retirement age. Those receiving a statutory old-age pension were asked whether they first started receiving it before, at or after the legal retirement age. Most people (59.6%) started receiving their statutory pension at the legal retirement age. 38.2% started receiving the statutory old-age pension before the legal retirement age and so retired early. More men than women retired early (39.9% versus 36.5% respectively) and more women than men started to receive their statutory old-age pension after the legal retirement age. When did you first received your statutory old-age pension? (2023) Total * Gender Men Women Number (x1,000) % Number (x1,000) % Number (x1,000) % Before the legal retirement age 528 38.2% 283 39.9% 245 36.5% At the legal retirement age 822 59.6% 412 58.2% 410 61.1% After the legal retirement age 30 2.2% 14 1.9% 17 2.5% Totaal 1,380 100% 709 100% 671 100% * target group: all persons aged 50-74 who receive a statutory old-age pension Almost 70% of those not yet receiving a statutory old-age pension plan to retire at the legal retirement age The 50-74-year-olds not yet receiving an old-age pension were also asked when they plan to retire. Some 30% replied they do not know yet. Of those who already know when they plan to retire, nearly 70% said they will retire at the legal retirement age. 26.2% plan to retire early and the rest (3.9%) plan to retire after the legal retirement age. Three quarters of low educated 50-74-year-olds plan to retire at the legal retirement age, 21.8% wish to retire early and 2.6% after the legal retirement age. Highly educated people plan less to retire at the legal retirement age (65.9%). They plan more to retire either before the legal retirement age (28.5%) or after the legal retirement age (5.6%). When do you plan to retire? (2023) Total * Level of education Low Medium High Number (x1,000) % Number (x1,000) % Number (x1,000) % Number (x1,000) % Before the legal retirement age, i.e. you intend to retire early 399 26.2% 77 21.8% 156 26.4% 165 28.5% At the legal retirement age 1,065 69.9% 267 75.5% 417 70.4% 381 65.9% After the legal retirement age 60 3.9% 9 2.6% 19 3.1% 32 5.6% Total 1,524 100% 354 100% 592 100% 578 100% * target group: all persons aged 50-74 who don't receive a statutory old-age pension Accrual of pension rights The 50-74-year-olds who do not (yet) receive a statutory pension and a regular payment from a supplementary pension financed by the employer were asked whether they had already accrued or were still accruing pension rights (irrespective of how they will be paid out later, once or regularly). These are pension rights for a statutory old-age pension (the first pension pillar), a supplementary pension via the employer or via a scheme for the self-employed (the second pension pillar) and/or a supplementary pension via an individual scheme (the third pension pillar). 28% only accrue pension rights for the first pension pillar. The most common combination is that of the statutory pension with the second and third pension pillars (21.8%), followed by the combination of the statutory pension with the third pension pillar (19.6%). 9.2% accrue rights for the combination of a statutory old-age pension and a supplementary pension financed by the employer. Only accruing rights for a supplementary pension without the first pension pillar is very rare. In contrast, 19.7% accrue no pension rights at all. There are clear differences according to level of education and region. Persons with a high level of education mainly accrue pension rights for a combination of the three pension pillars (33.8%). Among persons with medium and low education levels, this amounts to 19.5% and 6.7% respectively. Persons accruing pension rights only for a statutory pension are more likely to be found among those with a low level of education (40.4%). Among persons with medium or higher education levels, this is lower: 30.3% and 17.8% respectively. The situation where one accrues pension rights only for the statutory pension is least common in the Flemish Region (19.9%) and most common in the Brussels-Capital Region (48%). In the Walloon Region, it is 36.9%. Accruel for pension rights (2023) Total * Level of education Region of residence Low Medium High Brussels-Capital Region Flemish Region Walloon Region Only for a statutory old-age pension 28.0% 40.4% 30.3% 17.8% 48.0% 19.9% 36.9% A statutory old-age pension + supplementary pension financed by the employer (e.g. via a group insurance) 9.2% 5.3% 10.6% 10.2% 7.4% 9.8% 8.6% A statutory old-age pension + supplementary pension financed via an individual scheme (e.g. via pension savings) 19.6% 9.8% 21.2% 24.3% 12.1% 21.3% 18.8% A statutory old-age pension + supplementary pension financed by the employer + supplementary pension financed via an individual scheme 21.8% 6.7% 19.5% 33.8% 13.6% 28.3% 12.5% Only for (a) supplementary pension(s) 1.7% 1.4% 2.0% 1.6% 0.7% 2.4% 0.8% No accruel for pension rights 19.7% 36.4% 16.5% 12.3% 18.3% 18.4% 22.4% Total 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% * target group: all persons aged 50-74 who don't receive a statutory old-age pension nor a periodic payment of a supplementary pension financed by the employer Methodological note In 2023, over 13,900 people aged 50-74 were surveyed about pension and work. Both people who already receive a pension and people who do not receive one yet were interviewed. Extrapolated to the total population, this represents 3,545,000 people. The questions were spread over the whole year 2023 and were added to the first interview of the Labour Force Survey, that was conducted face-to-face. The questions covered among others the receipt of an old-age pension, the accrual of pension rights, the period when people first received their pension and pension plans for those not yet receiving a pension. The results are no absolute figures, but the result of an extrapolation of the sample. This must be taken into account when interpreting the results. When the estimated number of persons is lower than 8,000, data should be interpreted with caution. Definitions Retirement The survey is harmonised at European level. In this context, a pension is a periodic, usually monthly payment. It does not include lump sum benefits. Remark In Belgium, supplementary pensions are usually paid out through lump sum payments. Therefore, this press release includes the results on the various old-age pensions including the lump sum benefits. For European comparisons, these results also exclude lump sum benefits. These are available on our website (xlsx 113 KB). By an “old-age pension” is meant: 1) a statutory old-age pension (including early old-age pension), 2) a supplementary pension financed by the employer or via a scheme for the self-employed and 3) a supplementary pension via an individual scheme. A “statutory old-age pension” (including the early statutory old-age pension) is a benefit that one receives from a certain age and is granted on the basis of a personal professional career as an employee, self-employed or civil servant. The system is financed by statutory social security contributions. Are included here: old-age pensions from abroad, survivor's pension if the person has reached retirement age. Are excluded among others: the “System of unemployment with company allowance”, the so-called bridging pension, the survivor's pension paid before retirement age. A “supplementary pension financed by the employer”, the so-called second pension pillar, relies on capitalisation and supplements the statutory old-age pension and is built up in the context of a career as an employee or self-employed person. It is organised on the basis of the enterprise, industry or profession. E.g. a pension through a group insurance scheme, a pension fund or a supplementary old-age pension for the self-employed. A “supplementary pension via an individual scheme”, the so-called “third pension pillar” relies on capitalisation and supplements the statutory old-age pension. The initiative of this pension provision is taken by the individual, independent of professional status. E.g. a pension via individual pension savings or individual pension savings insurance. Low-skilled people are people who have at most a lower secondary education diploma. Medium-skilled people are people who obtained a diploma of upper secondary education but not of higher education. Highly-skilled people obtained a diploma of higher education. Highest level of education Low: at most a lower secondary education diploma. Medium : obtained a diploma of upper secondary education but not of higher education. High: obtained a diploma of higher education. This survey is conducted with a grant from Eurostat." @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a description "Près de 40 % des personnes âgées de 50 à 74 ans en Belgique perçoivent une pension de retraite. Pour un pensionné sur dix, cela n'a pas signifié l’arrêt des activités professionnelles. Les trois raisons principales sont : le fait d’aimer travailler, la nécessité financière et le maintien de contacts sociaux. C’est ce qui ressort des nouveaux résultats de Statbel, l'office belge de statistique. En 2023, plus de 13.900 personnes âgées de 50 à 74 ans ont été interrogées sur la pension et la participation au marché du travail au travers de l’Enquête sur les Forces de Travail. Pour les femmes comme pour les hommes, « aimer travailler et être productif » était la raison la plus importante pour continuer à travailler. Cela était encore plus prononcé pour les hommes, tandis que pour les femmes, le maintien des contacts sociaux jouait aussi souvent un rôle décisif. Dans le même temps, près de 71 % des personnes âgées de 50 à 74 ans ont cessé de travailler après avoir perçu leur première pension de retraite. Un petit 20 % n'avait pas d'emploi ou ne travaillait plus à ce moment-là. L'âge moyen auquel la première pension de retraite a été perçue était de 62,5 ans. La plupart des personnes (63,3 %) ne perçoivent qu'une pension de retraite légale, sans pension complémentaire. Il existe également plusieurs formes de combinaisons avec des pensions complémentaires (via un versement régulier ou unique) et la plus courante est celle de la pension de retraite légale avec une pension complémentaire via un dispositif individuel (par exemple, l'épargne-pension) (17,6 %). Près de 70 % des personnes âgées de 50 à 74 ans qui ne perçoivent pas encore de pension de retraite légale ont l’intention de prendre leur retraite à l'âge légal de la retraite, 26,2 % de prendre une retraite anticipée et un peu moins de 4 % de prendre leur retraite après l'âge légal de la retraite. De plus amples informations sont disponibles ci-dessous. 39,4 % des personnes âgées de 50 à 74 ans en Belgique perçoivent une pension de retraite L'enquête sur la pension et la participation au marché du travail portait en premier lieu sur la perception d'une pension de retraite. 39,4% des 50-74 ans perçoivent une pension de retraite. Il peut s’agir d’une pension de retraite légale (y compris une pension de retraite anticipée) ou une pension complémentaire constituée par l’employeur (p.ex. une assurance groupe) ou via un dispositif individuel (par exemple, l'épargne-pension). Une combinaison de plusieurs dispositifs est également possible. Perception d'une pension de retraite ** (y compris le versement unique d’une pension complémentaire) (2023) Total * Nombre (x1.000) % Oui 1.396 39,4% Non 2.150 60,6% Total 3.545 100% * Groupe cible: toutes les personnes de 50 à 74 ans ** Définition de la pension de retraite: voir note méthodologique La plupart des bénéficiaires d'une pension de retraite reçoivent uniquement une pension de retraite sans pension complémentaire (63,3 %). Il existe également plusieurs combinaisons. La combinaison la plus fréquente est celle du premier et du troisième piliers de pension (17,6 %). Il s'agit de personnes qui, outre une pension de retraite légale, ont également perçu des versements réguliers ou un versement unique d'une pension complémentaire constituée au moyen d'un dispositif individuel comme l'épargne-pension. 9,4% combinent le premier pilier de pension avec le deuxième pilier de pension, à savoir une pension de retraite avec une pension complémentaire constituée par l'employeur (par exemple via une assurance groupe), et 8,6 % combinent les trois piliers de pension. Peu de personnes ne perçoivent que des pensions complémentaires. Type de pension de retraite ** (y compris versement unique de pension complémentaire) (2023) Total * Nombre (x1.000) % Uniquement une pension de retraite légale 883 63,3% Une pension de retraite légale + une pension complémentaire constituée par l'employeur (par exemple via une assurance groupe) 131 9,4% Une pension de retraite légale + une pension complémentaire constituée au moyen d'un dispositif individuel (par exemple, l'épargne-pension) 246 17,6% Une pension de retraite légale + une pension complémentaire constituée par l’employeur + une pension complémentaire constituée au moyen d'un dispositif individuel 120 8,6% Uniquement pension(s) complémentaire(s) 16 1,1% Total 1.396 100% * Groupe cible: toutes les personnes de 50 à 74 ans qui perçoivent une pension de retraite (y compris le versement unique d’une pension complémentaire) ** Définitions des pensions : voir note méthodologique L'âge moyen auquel on a commencé à percevoir une pension de retraite est de 62,5 ans Les personnes âgées de 50 à 74 ans qui bénéficient d'une pension de retraite ont commencé à la percevoir en moyenne à l'âge de 62,5 ans. Selon les résultats estimés selon le niveau d’instruction, cette moyenne est la plus élevée parmi les personnes ayant un niveau d'instruction élevé (62,6 ans). Âge moyen auquel les personnes ont commencé à percevoir une pension de retraite (2023) Total * Sexe Niveau d’instruction Hommes Femmes Faible Moyen Élevé 62,5 62,4 62,5 62,5 62,3 62,6 * Groupe cible: toutes les personnes de 50 à 74 ans qui perçoivent une pension de retraite (hormis versement unique de pension complémentaire) Continuer ou arrêter de travailler à la retraite ? Près de 71 % des bénéficiaires d'une pension de retraite ont cessé de travailler au moment de leur retraite. En outre, 9,4 % des personnes âgées de 50 à 74 ans qui perçoivent une pension de retraite ont continué à travailler après le premier versement d’une pension de retraite et au cours des six mois suivants : 3,9 % ont simplement continué à faire leur travail et 5,5 % ont continué à travailler après avoir apporté certains changements, comme la réduction du temps de travail ou un autre emploi. 19,7 % des personnes n'avaient pas (plus) d'emploi ou ne travaillaient pas (plus) lorsqu'elles ont commencé à percevoir leur pension de retraite. Il s'agit de personnes qui étaient, par exemple, au chômage, en prépension, en incapacité de travail définitive ou femme/homme au foyer. Davantage d'hommes (11,4%) que de femmes (7,4%) continuent à travailler au début de la retraite tandis que le pourcentage de femmes sans emploi au moment de la retraite (25%) est plus élevé que celui des hommes (14,6%). « Aimer travailler et être productif » est la principale raison pour laquelle 44 % des personnes concernées continuent de travailler. Lorsque l'on demande aux personnes qui ont continué de travailler après avoir perçu leur pension de retraite pour la première fois quelle est la principale raison pour laquelle elles continuent de travailler, 44,1 % indiquent «aimer travailler et être productif », 15,7 % « par nécessité financière, afin d’obtenir un revenu suffisamment élevé » et 13,3 % « le maintien de contacts sociaux ». En outre, 10% continuent à travailler pour « les avantages financiers », 6,6% parce que « le partenaire travaille encore » et 10,2% pour « d'autres raisons ». « Aimer travailler et être productif » est encore plus important pour les hommes que pour les femmes (respectivement 52,2% et 31%), tandis que le maintien de contacts sociaux est plustôt une raison plus importante pour les femmes que pour les hommes de continuer à travailler (respectivement 18% et 10,5%). En outre, davantage de femmes (18,5%) que d'hommes (14%) déclarent qu'elles ont continué à travailler principalement par nécessité financière. Arrêter de travailler parce que l’on a atteint l’âge de la retraite Les personnes qui ont arrêté de travailler lorsqu'elles ont commencé à percevoir une pension de retraite ont été interrogées sur la principale raison pour laquelle elles ont arrêté de travailler à ce moment-là. La plupart d’entre elles l'ont fait parce qu'elles avaient atteint l'âge de la retraite (anticipée ou non) (62,9 %). Pour 11,4 % d'entre elles, ce sont surtout des considérations financières qui ont joué un rôle. Elles bénéficiaient, par exemple, de conditions financièrement avantageuses ou elles craignaient que le report de la retraite n'entraîne une diminution de la pension. 8,8 % des personnes ont arrêté de travailler parce qu'elles avaient atteint l'âge de la retraite obligatoire et 8 % pour des raisons de santé ou d'incapacité de travail. Les raisons liées à l’emploi, comme des horaires de travail difficiles ou un travail stressant, et les raisons familiales ou liées à des soins ont été moins souvent citées comme raison principale d’arrêter de travailler (respectivement 5,5 % et 2,9 %). L’arrêt pour raisons de santé ou d'incapacité de travail est plus fréquent chez les femmes (9,5 %) que chez les hommes (6,7 %) et chez les personnes ayant un niveau d'instruction faible (10,1 %) que chez les personnes ayant un niveau d'instruction moyen ou élevé (7 % et 6,9 %). Près de 60% des personnes âgées de 50 à 74 ans ont commencé à percevoir leur pension de retraite légale à l’âge légal de la pension. Il a été demandé aux personnes qui perçoivent une pension de retraite légale si elles ont commencé à la percevoir à l’âge légal de la retraite, avant ou après. La plupart des personnes (59,6 %) ont commencé à percevoir leur pension légale à l'âge légal de la retraite. 38,2 % ont commencé à percevoir leur pension de retraite légale avant l'âge légal de la retraite et ont donc pris une retraite anticipée. Plus d'hommes que de femmes ont pris une retraite anticipée (respectivement 39,9 % contre 36,5 %) et plus de femmes que d'hommes ont commencé à percevoir leur pension de retraite légale après l'âge légal de la retraite. Quand la pension de retraite légale a-t-elle été perçue pour la première fois? (2023) Total * Sexe Hommes Femmes Nombre (x1.000) % Nombre (x1.000) % Nombre (x1.000) % Avant l’âge légal de la retraite, donc une pension anticipée 528 38,2% 283 39,9% 245 36,5% À l’âge légal de la retraite 822 59,6% 412 58,2% 410 61,1% Après l’âge légal de la retraite 30 2,2% 14 1,9% 17 2,5% Total 1.380 100% 709 100% 671 100% * Groupe cible: toutes les personnes âgées de 50 à 74 ans qui perçoivent une pension de retraite légale. Près de 70 % des personnes qui ne perçoivent pas encore de pension de retraite légale ont l’intention de prendre leur retraite à l'âge légal de la retraite Les personnes âgées de 50 à 74 ans qui ne perçoivent pas encore de pension de retraite ont également été interrogées sur le moment auquel elles avaient l’intention de prendre leur retraite. Environ 30 % ont répondu qu'elles ne le savaient pas encore. Près de 70 % des personnes qui savent déjà quand elles ont l’intention de prendre leur retraite, ont déclaré qu'elles prendraient leur retraite à l'âge légal. 26,2 % ont l’intention de prendre une retraite anticipée et les autres (3,9 %) prévoient de prendre leur retraite après l'âge légal. Les trois quarts des personnes âgées de 50 à 74 ans ayant un niveau d'instruction faible ont l’intention de prendre leur retraite à l'âge légal de la retraite, 21,8 % souhaitent prendre une retraite anticipée et 2,6 % prendre leur retraite après l'âge légal de la retraite. Les personnes ayant un niveau d'instruction élevé ont moins souvent l’intention de prendre leur retraite à l'âge légal (65,9 %). Elles envisagent davantage de prendre leur retraite soit avant l'âge légal (28,5 %), soit après l'âge légal (5,6 %). Quand a-t-on l’intention de prendre sa retraite? (2023) Total * Niveau d’instruction Faible Moyen Élevé Nombre (x1.000) % Nombre (x1.000) % Nombre (x1.000) % Nombre (x1.000) % Avant l’âge légal de la retraite, donc intention de prendre une retraite anticipée. 399 26,2% 77 21,8% 156 26,4% 165 28,5% À l’âge légal de la retraite 1.065 69,9% 267 75,5% 417 70,4% 381 65,9% Après l’âge légal de la retraite 60 3,9% 9 2,6% 19 3,1% 32 5,6% Total 1.524 100% 354 100% 592 100% 578 100% * Groupe cible: toutes les personnes âgées de 50 à 74 ans qui ne perçoivent aucune pension de retraite légale Constitution de droits à la pension Il a été demandé aux personnes âgées de 50 à 74 ans qui ne perçoivent pas (encore) une pension de retraite légale et pas de versement régulier d'une pension complémentaire obtenue par l'intermédiaire de leur employeur si elles avaient déjà constitué ou constituaient encore des droits à pension (indépendamment de la manière dont ils sont versés ensuite, en une fois ou de manière régulière). Il s'agit de droits à pension pour une pension de retraite légale (premier pilier de pension), une pension complémentaire constituée par l’employeur ou via un dispositif pour les indépendants (deuxième pilier de pension) et/ou une pension complémentaire constituée via un dispositif individuel (troisième pilier de pension). 28 % ne constituent des droits à la pension que pour le premier pilier de pension. La combinaison la plus fréquente est celle de la pension légale avec les deuxième et troisième piliers de pension (21,8 %), suivie par la combinaison de la pension légale avec le troisième pilier de pension (19,6 %). 9,2% des personnes constituent des droits pour la combinaison d’une pension de retraite légale et d’une pension complémentaire constituée par l’employeur. Il est très rare de ne constituer des droits que pour une pension complémentaire sans le premier pilier de pension. En revanche, 19,7 % des personnes ne constituent aucun droit à la pension. Il existe de nettes différences selon le niveau d'instruction et la région. Les personnes ayant un niveau d'instruction élevé constituent principalement des droits à la pension pour une combinaison des trois piliers de pension (33,8 %). Chez les personnes ayant un niveau d'instruction moyen ou faible, la proportion est de respectivement 19,5 % et 6,7 %. Les personnes qui ne constituent des droits à la pension que pour une pension légale se trouvent plutôt parmi les personnes ayant un niveau d'instruction faible (40,4 %). Cette proportion est plus petite chez les personnes ayant un niveau d'instruction moyen ou élevé : respectivement 30,3% et 17,8%. La situation où l'on ne constitue des droits à pension que pour la pension légale est la moins fréquente en Région flamande (19,9 %) et la plus fréquente dans la Région de Bruxelles-Capitale (48 %). En Région wallonne, elle est de 36,9%. Constitution de droits à la pension (2023) Total * Niveau d’instruction Région de résidence Faible Moyen Élevé Région de Bruxelles-Capitale Région flamande Région wallonne Uniquement pour une pension de retraite légale 28,0% 40,4% 30,3% 17,8% 48,0% 19,9% 36,9% Une pension de retraite légale + une pension complémentaire constituée par l'employeur, par exemple via une assurance groupe 9,2% 5,3% 10,6% 10,2% 7,4% 9,8% 8,6% Une pension de retraite légale + une pension complémentaire constituée au moyen d'un dispositif individuel, par exemple, l'épargne-pension 19,6% 9,8% 21,2% 24,3% 12,1% 21,3% 18,8% Une pension de retraite légale + une pension complémentaire constituée par l'employeur + une pension complémentaire constituée au moyen d'un dispositif individuel 21,8% 6,7% 19,5% 33,8% 13,6% 28,3% 12,5% Uniquement pour une/des pension(s) complémentaire(s) 1,7% 1,4% 2,0% 1,6% 0,7% 2,4% 0,8% Pas de constitution de droits à la pension 19,7% 36,4% 16,5% 12,3% 18,3% 18,4% 22,4% Total 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% * Groupe cible: toutes les personnes de 50 à 74 ans qui ne perçoivent ni de pension de retraite légale ni de versements réguliers d’une pension complémentaire constituée par l’employeur Note méthodologique En 2023, plus de 13.900 personnes âgées de 50 à 74 ans ont été interrogées sur la pension et le travail. Tant les personnes qui perçoivent déjà une pension que celles qui n’en perçoivent pas encore ont été interrogées. Si l’on extrapole à la population totale, il s’agit de 3.545.000 personnes. Les questions, réparties sur toute l’année 2023, ont été ajoutées à la première interrogation de l’Enquête sur les forces de travail, qui se déroule en face à face. Les questions portaient notamment sur la perception d’une pension de retraite, la constitution de droits à la pension, la période à laquelle l’on a perçu pour la première fois sa pension et les projets de pension pour ceux qui ne perçoivent pas encore de pension. Les résultats ne sont pas des chiffres absolus, mais le résultat d’une extrapolation d’un échantillon. Il faut en tenir compte lors de l’interprétation des chiffres. Lorsque le nombre estimé de personnes est inférieur à 8.000, les données doivent être interprétées avec prudence. Définitions Retraite L'enquête est harmonisée au niveau européen. Dans ce contexte, une pension est un versement périodique, généralement mensuel. Les versements uniques ne sont pas pris en compte. Remarque En Belgique, les pensions complémentaires sont généralement versées sous la forme d’un versement unique. C'est pourquoi ce communiqué de presse inclut les résultats des différentes pensions de retraite, y compris les versements uniques. Pour les comparaisons européennes, ces résultats sont également présentés sans les versements uniques. Ils se trouvent sur notre site internet (xlsx 114 KB). On entend par « pension de retraite » : (1) une pension de retraite légale (y compris la pension de retraite anticipée), (2) une pension complémentaire souscrite par l’employeur ou via un dispositif pour les indépendants et (3) une pension complémentaire via un dispositif individuel. Une « pension de retraite légale » (y compris une pension de retraite légale anticipée) est une allocation dont on peut bénéficier à partir d’un certain âge et qui est attribuée sur base d’une carrière professionnelle personnelle en tant que travailleur salarié, indépendant ou fonctionnaire. Le système est financé par des cotisations obligatoires légales à la sécurité sociale. Sont également comprises : les pensions de retraite de l’étranger, les pensions de survie si la personne a atteint l’âge de la retraite. Sont notamment exclus : le système de « chômage avec complément d’entreprise », la pré-pension, la pension de survie versée avant l’âge de la retraite. Une « pension complémentaire souscrite par l’employeur », le « deuxième pilier de pension », repose sur le principe de la capitalisation et constitue un complément à la pension de retraite légale. Elle est acquise dans le cadre d’un emploi en tant que salarié ou indépendant. Elle est organisée au niveau de l’entreprise, du secteur ou de la catégorie professionnelle. P.ex. une pension via une assurance groupe, un fonds de pension ou une pension complémentaire de retraite pour indépendants. Une « pension complémentaire via un dispositif individuel », le « troisième pilier de pension », repose sur le principe de la capitalisation et constitue un complément à la pension de retraite légale. L'initiative de ce dispositif de pension revient à l’individu, indépendamment du statut professionnel. P.ex. une pension via l’épargne-pension individuelle ou une assurance épargne-pension individuelle. Niveau d'instruction Les personnes ayant un niveau d’instruction faible sont des personnes qui détiennent au mieux un diplôme de l’enseignement secondaire inférieur. Les personnes ayant un niveau d’instruction moyen ont obtenu un diplôme de l’enseignement secondaire supérieur, mais pas de diplôme de l’enseignement supérieur. Les personnes ayant un niveau d’instruction élevé ont un diplôme de l’enseignement supérieur. Cette enquête est réalisée grâce à une subvention d’Eurostat." @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a identifier "dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a language DEU @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a language ENG @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a language FRA @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a language NLD @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a publisher 2146814391 @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a spatial 2802361 @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a title "Focus on the labour market" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a title "Focus op de arbeidsmarkt" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a title "Focus sur le marché du travail" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a title "Fokus auf den Arbeitsmarkt" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a type Dataset @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a contactPoint genid112739 @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution de @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution en @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution en @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution de @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution nl @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution de @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution nl @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution fr @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution en @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution fr @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution en @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution fr @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution de @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution nl @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution nl @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution en @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution fr @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution de @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution nl @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution en @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution fr @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution de @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution nl @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution en @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution fr @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution de @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution nl @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution de @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution nl @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution en @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution fr @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution en @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution fr @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution en @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution fr @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution de @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution nl @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution de @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution nl @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a distribution fr @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a keyword "Arbeidsmarkt" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a keyword "Arbeitsmarkt" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a keyword "Beschäftigung & Ausbildung" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a keyword "Emploi & formation" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a keyword "Labour Market" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a keyword "Marché du travail" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a keyword "Werk & Opleiding" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a keyword "Work & training" @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a landingPage fokus-auf-den-arbeitsmarkt @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a landingPage focus-labour-market @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a landingPage focus-sur-le-marche-du-travail @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a landingPage focus-op-de-arbeidsmarkt @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a theme ECON @default.
- dda0fac53f00e067fb071ebdd70986dfc6ce691a theme EDUC @default.