Belgif Linked Data Fragments server

Matches in Data.gov.be for { <https://www.dov.vlaanderen.be/dataset/cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4> ?p ?o ?g. }

• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 accessRights PUBLIC @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 conformsTo reg-1089-2010 @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 conformsTo 31370 @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 created "2005-01-01" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 description "Bedoeling was om aan de inhoud van de bestaande kaarten niet te raken, enkel daar waar er aan de randen moeilijkheden ondervonden werden met aaneensluiting. In eerste instantie werd nagegaan waar de boringen gelokaliseerd zijn in die specifieke probleemgrensstroken. Voor het aaneensluiten van de verschillende kaartbladen werden de interpretaties van de respectievelijke boringen zorgvuldig bekeken en zonodig geherinterpreteerd om aaneensluiting mogelijk te maken. Op de resulterende kaart worden uiteindelijk 25 karteereenheden onderscheiden. Iedere karteereenheid is genetisch en chronostratigrafisch gedefinieerd. De karteereenheden vormen de bouwstenen van de verschillende profieltypes. Een profieltype is dus gedefinieerd aan de hand van een welbepaalde opeenvolging van de karteereenheden. Om een profieltypekaart leesbaar te houden is het echter wenselijk om het aantal eenheden per profieltype te beperken tot acht (Mengling & Vinken, 1975). Dat maximum aantal eenheden is in geen enkel profieltype bereikt. De oorspronkelijke karteereenheden waren verschillend gedefinieerd, afhankelijk van de opdrachthouder die de kartering (1/50.000) heeft uitgevoerd, of zelfs van kaartblad tot kaartblad opgesteld door dezelfde opdrachthouder. Sommige karteereenheden waren lithostratigrafisch benoemd, anderen waren lithologisch gedefinieerd. Daarenboven gebruikten de diverse opdrachthouders doorgaans verschillende lithostratigrafische benamingen voor dezelfde karteereenheid. Met de doelstelling voor ogen dat deze overzichtskaart in eerste instantie voor een niet-geoloog is bestemd, is geopteerd voor een eenvoudige definiëring van de karteereenheden. De karteereenheden zijn bijgevolg gedefinieerd aan de hand van de genese en de ouderdom van de afzettingen. Op basis van de genese worden vier groepen onderscheiden, namelijk fluviatiele afzettingen (F), eolische afzettingen (E), getijdenafzettingen (G) en hellingsafzettingen (H). Wat de quartaire chronostratigrafie betreft, worden in Vlaanderen twee classificaties gevolgd. Een eerste groep volgt de internationale classificatie zoals die is vastgelegd door de International Union of Geological Sciences (IUGS, 2000). Daarbij vangt het Quartair 1,81 miljoen jaar geleden aan. Die bepaling is echter alleen gebaseerd op de studie van mariene sedimenten die afkomstig zijn van Zuid-Italië (Aguirre & Pasini, 1985). De kaarten die de Katholieke Universiteit Leuven heeft opgesteld volgen deze classificatie. Een tweede groep volgt de Noordwest-Europese classificatie. Het Quartair, meer bepaald het Pleistoceen, is oorspronkelijk gedefinieerd in Noordwest-Europa als de periode waarin koude invloeden duidelijk hun stempel op de afzettingen hebben gedrukt (Lyell, 1839). Het Quartair is dan ook met een koude fase begonnen ongeveer 2,6 miljoen jaar geleden. Die fase wordt onder andere gekenmerkt door het verdwijnen van de subtropische planten, door veranderingen bij de zoogdieren en door de aanwezigheid van schelpen en andere organismen in de Noordzee die vandaag nog enkel in koudere gebieden voorkomen. Al die veranderingen vallen zo goed als samen met de omkering van het aardmagnetische veld, de Gauss – Matuyamagrens genoemd. Op basis van die elementen gebruikt de auteur van deze quartairgeologische overzichtskaart, evenals onder andere geologen in België, Nederland, Groot-Brittannië en in andere landen, de oorspronkelijke definiëring van het Quartair. In de "plenaire sessie van het ICS in Kyoto (1992)" is gebleken dat de sterke stroming binnen de groep van quartairgeologen om de ondergrens van het Quartair te herdefiniëren naar de vroegere grens van ongeveer 2,6 miljoen jaar resultaten boekt. Een gezamenlijke groep van specialisten uit het Quartair en het Neogeen onderzoekt het probleem opnieuw. Aangezien beide classificaties in Vlaanderen worden gehanteerd, is bij de opmaak van deze kaart een chronostratigrafische overzichtstabel opgesteld waarop beide classificaties zijn voorgesteld zodat de gebruiker steeds een leidraad bij de hand heeft om de informatie in de tijd te plaatsen." @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 description "Das Ziel bestand darin, den Inhalt der bestehenden Karten nur dann nicht zu beeinflussen, wenn es an den Rändern Schwierigkeiten mit der Verbindung gab. Zunächst wurde der Standort der Bohrungen in diesen spezifischen problematischen Grenzgebieten ermittelt. Vor dem Beitritt zu den verschiedenen Kartenblättern wurden die Interpretationen der jeweiligen Bohrungen sorgfältig geprüft und erforderlichenfalls neu interpretiert, um eine Einschließung zu ermöglichen. Die daraus resultierende Karte unterscheidet letztlich 25 Cartering-Einheiten. Jede Cartering-Einheit ist genetisch und chronostratigraphisch definiert. Die Cartering-Einheiten sind die Bausteine der verschiedenen Arten von Profilen. Ein Profiltyp wird somit durch eine spezifische Abfolge von Cartering-Einheiten definiert. Um jedoch eine Profilkarte lesbar zu halten, ist es wünschenswert, die Anzahl der Einheiten je Profiltyp auf acht zu begrenzen (Mengling, Vinken, 1975). Diese maximale Anzahl von Einheiten wurde in keinem Profiltyp erreicht. Die ursprünglichen Mapping-Einheiten wurden je nach Person, die die Kartierung vorgenommen hat (1/50.000), oder sogar von Kartenblatt zu Kartenblatt, das von demselben Lehrberechtigten erstellt wurde, unterschiedlich definiert. Einige Cartering-Einheiten wurden als lithostratigraphisch bezeichnet, andere wurden lithologisch definiert. Darüber hinaus verwendeten die verschiedenen Vertragsnehmer in der Regel unterschiedliche lithostratigraphische Namen für ein und dieselbe Karriereinheit. Angesichts des Ziels, dass diese Karte in erster Linie für einen Nichtgeologen bestimmt ist, wurde eine einfache Definition des Begriffs „Betreuungseinheiten“ gewählt. Die Cartering-Einheiten werden daher auf der Grundlage der Entstehung und des Alters der Einlagen definiert. Auf der Grundlage von Genese werden vier Gruppen unterschieden, nämlich fluviatische Lagerstätten (F), Eolische (E), Gezeitenlagerstätten (G) und Steigungslager (H). Was die quartäre Chronostratigraphie betrifft, so werden in Flandern zwei Klassifikationen befolgt. Eine erste Gruppe folgt der internationalen Klassifikation der Internationalen Union für Geologiewissenschaften (iUGS, 2000). Der Quartair begann vor 1,81 Millionen Jahren. Diese Bestimmung beruht jedoch nur auf der Untersuchung von Meeressedimenten aus Süditalien (Aguirre, Pasini, 1985). Die von der Katholischen Universität Löwen erstellten Karten folgen dieser Klassifikation. Eine zweite Gruppe folgt der nordwesteuropäischen Klassifikation. Quartair, insbesondere der Pleistocen, wurde ursprünglich in Nordwesteuropa als die Zeit definiert, in der kalte Einflüsse die Lagerstätten eindeutig beeinflusst haben (Lyell, 1839). Das Quartair begann daher vor rund 2,6 Millionen Jahren in eine kalte Phase. Diese Phase ist u. a. durch das Verschwinden subtropischer Pflanzen, durch Veränderungen bei Säugetieren und durch das Vorkommen von Schalen und anderen Organismen in der Nordsee gekennzeichnet, die heute noch nur in kälteren Gebieten vorkommen. All diese Veränderungen fallen fast mit der Umkehr des Erdmagnetfeldes Gauss – Matuyama zusammen. Auf der Grundlage dieser Elemente verwendet der Verfasser dieser quartairologischen Karte die ursprüngliche Definition des Quartairs sowie u. a. Geologen in Belgien, den Niederlanden, Großbritannien und anderen Ländern. Die „Plenartagung des ICS in Kyoto (1992)“ hat gezeigt, dass der starke Zustrom innerhalb der Quartair-Gruppe zur Neudefinition der unteren Grenze des Quartairs auf die frühere Grenze von rund 2,6 Mio. Jahren Ergebnisse hervorbringt. Eine gemeinsame Gruppe von Spezialisten aus Quartair und Neogen untersucht das Problem erneut. Da beide Klassifikationen in Flandern verwendet werden, wurde im Format dieser Karte eine chronostratigrafische zusammenfassende Tabelle erstellt, in der beide Klassifikationen vorgeschlagen wurden, sodass der Nutzer stets über Leitlinien verfügt, wie die Informationen rechtzeitig zu platzieren sind." @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 description "L’objectif était de ne pas toucher le contenu des cartes existantes, uniquement dans les cas où des difficultés d’étanchéité étaient rencontrées sur les bords. Dans un premier temps, il a été procédé à une évaluation de la localisation des forages dans ces zones à problèmes spécifiques. En ce qui concerne l’unification des différentes feuilles de cartes, les interprétations des différents forages ont été soigneusement examinées et, le cas échéant, réinterprétées afin de permettre la séparation. Sur la carte qui en résulte, on distingue finalement 25 unités de cartographie. Chaque unité de cartographie est définie de manière génétique et chronique. Les unités de cartographie constituent les éléments constitutifs des différents types de profils. Un type de profil est donc défini sur la base d’une séquence précise des unités de cartographie. Toutefois, afin de garantir la lisibilité d’une fiche de profil, il est souhaitable de limiter le nombre d’unités par type de profil à huit (Mengling -Vinken, 1975). Ce nombre maximal d’unités n’est atteint dans aucun type de profil. Les unités de cartographie d’origine étaient définies de manière différente en fonction du donneur d’ordre qui a effectué la cartographie (1/50.000), voire d’une feuille de carte à feuille établie par le même donneur d’ordre. Certaines unités de cartage étaient désignées lithostratigraphiquement, tandis que d’autres étaient définies lithologiquement. En outre, les différents adjudicataires utilisaient généralement des dénominations lithostratigraphiques différentes pour la même unité de cartographie. L’objectif étant que cette carte d’ensemble soit principalement destinée à un non-géologue, une définition simple des unités de cartographie a été choisie. Les unités de cartage sont donc définies en fonction de la genèse et de l’âge des dépôts. Sur la base de la genèse, on distingue quatre groupes, à savoir les dépôts fluviaux (F), les gisements eoliques (E), les gisements marqués (G) et les gîtes (H). En ce qui concerne la chronostratigraphie quaternaire, deux classifications sont suivies en Flandre. Un premier groupe suit la classification internationale établie par l’Union internationale des sciences géologiques (iUGS, 2000). Le Quartair a commencé il y a 1,81 millions d’années. Toutefois, cette disposition se fonde uniquement sur l’étude des sédiments marins provenant du sud de l’Italie (Aguirre, Pasini, 1985). Les cartes établies par l’université catholique de Louvain suivent cette classification. Un deuxième groupe suit la classification nord-ouest de l’Europe. À l’origine, le Quartair, et plus particulièrement le vorstocène, a été défini dans le nord-ouest de l’Europe comme la période au cours de laquelle les influences froides ont clairement marqué les dépôts (Lyell, 1839). Le Quartair a donc entamé une phase froide il y a environ 2,6 millions d’années. Cette phase se caractérise, entre autres, par la disparition des plantes subtropicales, par des changements dans les mammifères et par la présence de coquilles et d’autres organismes en mer du Nord, qui ne sont actuellement présents que dans des zones plus froides. Toutes ces modifications coïncident presque avec l’inversion du champ génique terrestre appelé «Gauss — Matuyamagrens». Sur la base de ces éléments, l’auteur de cette carte quartairgéologique, ainsi que, entre autres, des géologues en Belgique, aux Pays-Bas, en Grande-Bretagne et dans d’autres pays, utilise la définition initiale du Quartair. La «session plénière du SCI à Kyoto (1992)» a montré que la forte circulation au sein du groupe des quartairgéologues pour redéfinir la limite inférieure du Quartair à la limite antérieure d’environ 2,6 millions d’années a donné des résultats. Un groupe conjoint de spécialistes du Quartair et du Neogène réexaminera le problème. Étant donné que les deux classifications sont utilisées en Flandre, la présentation de cette carte a fait l’objet d’un tableau récapitulatif chronostratigraphique dans lequel les deux classifications ont été présentées, de sorte que l’utilisateur dispose à tout moment d’un guide pour placer les informations dans le temps." @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 description "The aim was not to interfere with the content of the existing maps only where there were difficulties with connection at the edges. Initially, the location of drilling in those specific problem border areas was identified. Before joining the different map sheets, the interpretations of the respective drilling were carefully considered and, if necessary, reinterpreted to allow for a confinement. The resulting card ultimately distinguishes 25 cartering units. Each cartering unit is defined genetically and chronostratigraphically. The cartering units are the building blocks of the different types of profile. A profile type is thus defined by a specific sequence of cartering units. However, in order to keep a profile type map readable, it is desirable to limit the number of units per profile type to eight (Mengling, Vinken, 1975). That maximum number of units has not been reached in any profile type. The original mapping units were defined differently, depending on the person who carried out the mapping (1/50.000), or even from card sheet to card sheet produced by the same instructor. Some cartering units were named lithostratigraphically, others were defined lithologically. In addition, the various contract holders generally used different lithostratigraphic names for the same cartering unit. In view of the objective that this map is primarily intended for a non-geologist, a simple definition of cartering units has been chosen. Cartering units are therefore defined on the basis of the genesis and age of the deposits. On the basis of genese, four groups are distinguished, namely fluviatic deposits (F), eolic deposits (E), tidal deposits (G) and slope deposits (H). As far as quaternary chronostratigraphy is concerned, two classifications are followed in Flanders. A first group follows the international classification established by the International Union of Geological Sciences (iUGS, 2000). The Quartair started 1,81 million years ago. However, that provision is based only on the study of marine sediments originating from southern Italy (Aguirre’, Pasini, 1985). The maps produced by the Catholic University of Leuven follow this classification. A second group follows the north-west European classification. Quartair, in particular the pleistocene, was originally defined in north-west Europe as the period during which cold influences have clearly influenced the deposits (Lyell, 1839). The Quartair therefore started a cold phase around 2,6 million years ago. This phase is characterised, inter alia, by the disappearance of subtropical plants, by changes in mammals and by the presence of shells and other organisms in the North Sea, which are still present only in colder areas today. All these changes almost coincide with the reversal of the earth magnetic field called Gauss – Matuyama border. On the basis of these elements, the author of this quartairological map uses the original definition of the Quartair, as well as, inter alia, geologists in Belgium, the Netherlands, Great Britain and other countries. The “plenary session of the ICS in Kyoto (1992)” showed that the strong flow within the group of quartairgeologists to redefine the lower limit of the Quartair to the former limit of around 2,6 million years is producing results. A joint group of specialists from the Quartair and Neogen is re-investigating the problem. Since both classifications are used in Flanders, a chronostratigraphic summary table has been drawn up in the format of this map, in which both classifications have been proposed, so that the user always has guidance on how to place the information in time." @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 identifier "cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 language NLD @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 provenance lineage @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 publisher 2143719695 @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 rightsHolder 2199336923 @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 spatial 3337388 @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 subject regional @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 subject ge @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 title "Carte de profil géologique quaternaire (1/200.000)" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 title "Landkarte des quartären geologischen Profils (1/200.000)" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 title "Quartair geologische profieltypekaart (1/200.000)" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 title "Quaternary geological profile type map (1/200.000)" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 type Dataset @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 sample d285b3bd51c44c26b14412790fe151b4878-5b75d2343afc199d @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 contactPoint genid38707 @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 distribution 5420a19e-a9d6-3881-9634-fc16b53dda72 @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 distribution 935cc94a-d2d3-3a3b-a9a4-b01ef94a3d22 @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 distribution e87c8a13-d566-3211-aa59-f13192c35370 @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 distribution e9716099-8f67-37e8-95ca-9f2d6e82ad69 @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 keyword "DOV" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 keyword "Databank Ondergrond Vlaanderen" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 keyword "Departement Omgeving" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 keyword "Ondergrond" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 keyword "Quartair" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 keyword "Vlaanderen" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 keyword "afzetting" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 keyword "gesteente" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 keyword "ondergrond" @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 landingPage b0d93d8d-9cc6-4fd6-a1b7-ef43e070b614 @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 theme ENVI @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 theme REGI @default.
• cfc205eb-8adc-435e-baff-d7ebfd27f6b4 theme TECH @default.