Belgif Linked Data Fragments server

Matches in Data.gov.be for { <https://www.dov.vlaanderen.be/dataset/f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7> ?p ?o ?g. }

• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 accessRights PUBLIC @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 conformsTo reg-1089-2010 @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 conformsTo 31370 @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 conformsTo gmd&elementSetName=full&id=a1752452-9b3b-4653-9e3f-3f34c4629a76 @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 created "2016-06-15" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 description "In order to manage the groundwater, the Flemish subsoil is divided into several three-dimensional units: groundwater bodies. Within these groundwater bodies, environmental objectives shall be monitored and, where appropriate, measures imposed. The delimitation of groundwater bodies is mandatory in the European Water Framework Directive 2000/60/EC, which defines a groundwater body as “a separate body of water in one or more aquifers”. The classification of the subsoil into different groundwater bodies is mainly based on the physical characteristics of the groundwater reservoirs and on the regional groundwater flow. The main starting points are the succession of aquifer (sand, gravel, chalk, rock, etc.) and regional non-aquifers (clay, etc.) and the prevention of clear barriers to groundwater flow (clay layers, fractures, groundwater separations, heavily draining rivers, salinage limits, etc.). The determination of the groundwater bodies was therefore based on the hydrogeological coding of the Subsoil of Flanders (HCOV coding) and on the classification of Flanders’ subsoil into groundwater systems. The groundwater bodies are three-dimensional and can occur side by side and above each other. In total, there are 42 groundwater bodies. They are very different: * surface area of 50 km, between 2 and 6 000 km, 2 * thickness from 20 m to 1 000 m * Kh from 0,000005 to 2 300 m/day * from sweet to salt * composed mainly of limestone, sand, gravel, peat, silt,... *... The groundwater bodies have both a name and a code. The code is structured as follows: The denomination of a groundwater body is always based on the HCOV code of the main aquifer. Each groundwater body has also received a meaningful code “GWS_HCOV_GWL_NR”. The code consists of an abbreviation of the groundwater system in which the groundwater body is located (e.g. CVS, Central Flemish System), followed by the HCOV code, which corresponds to a main aquifer (e.g. 0600 stands for the Ledo-Paniselian-Brusseli Aquifer system). The abbreviation ‘GWL’ is then added, followed by a sequential number NR indicating the further spatial division of the aquifer in different regions. In some cases, the letters ‘s’ and ‘m’ were added, indicating that a groundwater body was split into a part to be located on the one hand in Scheldedistrict or, on the other hand, in the Maas district. In order to help clarify the three-dimensional aspect of the groundwater bodies, they were split into horizons, i.e. the order in which groundwater bodies occur in depth. In a given place, each groundwater body has a maximum of one horizon and a maximum of one body of groundwater is present in each horizon. ‘1’ means the body of groundwater at the top, ‘2’ appearing as the second body of groundwater, ‘3’ third,... Conversely, it can be said that there are 4 groundwater bodies above a body of groundwater with horizons ‘5’." @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 description "Om het grondwater te kunnen beheren is de Vlaamse ondergrond opgedeeld in verschillende driedimensionale eenheden: de grondwaterlichamen. Binnen deze grondwaterlichamen worden milieudoelstellingen getoetst en indien nodig maatregelen opgelegd. De afbakening van grondwaterlichamen is verplicht gesteld in de Europese Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG. Een grondwaterlichaam wordt hierin gedefinieerd als "een afzonderlijke watermassa in een of meer watervoerende lagen". De indeling van de ondergrond in verschillende grondwaterlichamen is voornamelijk gebaseerd op de fysische kenmerken van de grondwaterreservoirs en op de regionale grondwaterstroming. De opeenvolging van watervoerende (zand, grind, krijt, vast gesteente, ...) en regionaal voorkomende niet-watervoerende lagen (klei, ...) en het voorkomen van duidelijke barrieres voor de grondwaterstroming (dikke kleilagen, breuken, grondwaterscheidingen, sterk drainerende rivieren, verziltingsgrenzen, ...) vormen de belangrijkste uitgangspunten. Er werd voor de afbakening van de grondwaterlichamen dan ook uitgegaan van de Hydrogeologische Codering van de Ondergrond van Vlaanderen (HCOV-codering) en van de indeling van de ondergrond van Vlaanderen in grondwatersystemen. De grondwaterlichamen zijn driedimensionaal en kunnen zowel naast elkaar als boven elkaar voorkomen. In totaal zijn er 42 grondwaterlichamen. Ze verschillen onderling zeer sterk: * oppervlakte van 50 km^2 tot 6000 km^2 * dikte van 20m tot 1000m * Kh van 0,000005 tot 2300 m/dag * van zoet tot zout * opgebouwd uit voornamelijk kalksteen, zand, grind, veen, silt, ... * ... De grondwaterlichamen hebben zowel een naam als een code. De code is als volgt opgebouwd: De naamgeving van een grondwaterlichaam is steeds gebaseerd op de HCOV-code van de belangrijkste watervoerende laag. Elk grondwaterlichaam heeft eveneens een betekenisvolle code "GWS_HCOV_GWL_NR" meegekregen. De code bestaat uit een afkorting van het grondwatersysteem waarin het grondwater-lichaam gelegen is (bijvoorbeeld CVS, Centraal Vlaams Systeem), gevolgd door de HCOV-code, die overeenstemt met een belangrijkste watervoerende laag (bijvoorbeeld 0600 staat voor het Ledo-Paniseliaan-Brusseliaan Aquifersysteem). Dan wordt de afkorting "GWL" toegevoegd, waarna een volgnummer NR wijst op de verdere ruimtelijke indeling van de watervoerende laag in verschillende regio's. Tenslotte werd in sommige gevallen de letter "s" en "m" toegevoegd, waarmee wordt aangegeven dat een grondwaterlichaam werd opgesplitst in een deel dat enerzijds in Scheldedistrict of anderzijds in het Maasdistrict te situeren is. Om het driedimensionale aspect van de grondwaterlichamen te helpen verduidelijken werden deze opgesplitst in horizonten, i.e. de volgorde waarop de grondwaterlichamen in de diepte voorkomen. Op een gegeven plaats komt elk grondwaterlichaam maximum in één horizont voor en komt er in elke horizont maximum één grondwaterlichaam voor. "1" betekent dat het grondwaterlichaam bovenaan voorkomt, "2" dat het als tweede grondwaterlichaam voorkomt, "3" als derde,... Andersom kan gezegd worden dat er 4 grondwaterlichamen boven een grondwaterlichaam met horizont "5" voorkomen." @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 description "Pour gérer les eaux souterraines, le sous-sol flamand est divisé en plusieurs unités tridimensionnelles: les masses d’eau souterraine. Au sein de ces masses d’eau souterraine, les objectifs environnementaux sont revus et, le cas échéant, des mesures sont imposées. La délimitation des masses d’eau souterraine est obligatoire dans la directive-cadre européenne sur l’eau 2000/60/CE, qui définit une masse d’eau souterraine comme «une masse d’eau distincte dans un ou plusieurs aquifères». La classification du sous-sol en différentes masses d’eau souterraine repose principalement sur les caractéristiques physiques des réservoirs d’eau souterraine et sur le débit régional des eaux souterraines. La succession de nappes aquifères (sable, gravier, craie, roche fixe,...) et non aquifères régionaux (argile,...) et la prévention de barrières évidentes pour le flux des eaux souterraines (argiles épaisses, fractures, séparations des eaux souterraines, cours d’eau fortement drainants, limites de salinisation,...) constituent les points de départ les plus importants. La délimitation des masses d’eau souterraine s’est donc fondée sur le code hydrogéologique du sous-sol de Flandre (codage HCOV) et sur la classification du sous-sol flamand dans les systèmes d’eau souterraine. Les masses d’eau souterraines sont tridimensionnelles et peuvent coexister et se superposer. Au total, il y a 42 masses d’eau souterraine. Ils sont très différents: * surface comprise entre 50 km 2 et 6 000 km 2 * épaisseur de 20 m à 1 000 m * Kh de 0,000005 à 2 300 m/jour * de douceur au sel * constituée principalement de calcaire, de sable, de gravier, de tourbe, de silt,... *... Les masses d’eau souterraine ont à la fois un nom et un code. Le code est structuré comme suit: La désignation d’une masse d’eau souterraine repose toujours sur le code HCOV de l’aquifère principal. Chaque masse d’eau souterraine a également reçu un code significatif «GWS_HCOV_GWL_NR». Le code est constitué d’une abréviation du système d’eau souterraine dans lequel est située la masse d’eau souterraine (par exemple, CVS, système central flamand), suivi du code HCOV, qui correspond à un aquifère principal (par exemple, 0600 représente le système Ledo-Paniselian-Bruxelles-Bruxelles-Aquifer). L’abréviation «GWL» est alors ajoutée et un numéro d’ordre NR indique la répartition géographique plus poussée de l’aquifère dans différentes régions. Dans certains cas, les lettres «s» et «m» ont été ajoutées, indiquant qu’une masse d’eau souterraine a été divisée en une partie située d’une part à Scheldedistrict ou, d’autre part, au district de Maasdistrict. Afin de contribuer à clarifier l’aspect tridimensionnel des masses d’eau souterraine, celles-ci ont été divisées en horizons, c’est-à-dire l’ordre dans lequel les masses d’eau souterraines se retrouvent en profondeur. À un endroit donné, chaque masse d’eau souterraine est plafonnée dans une seule aire et une masse d’eau souterraine dans chaque horizon. «1» signifie que la masse d’eau souterraine est présente en haut, «2» la deuxième masse d’eau souterraine, «3» en troisième,... Inversement, on peut dire qu’il y a 4 masses d’eau souterraine au-dessus d’une masse d’eau souterraine ayant l’horizon «5»." @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 description "Zur Bewirtschaftung des Grundwassers wird der flämische Untergrund in mehrere dreidimensionale Einheiten unterteilt: Grundwasserkörper. Innerhalb dieser Grundwasserkörper werden die Umweltziele überwacht und gegebenenfalls Maßnahmen auferlegt. Die Abgrenzung von Grundwasserkörpern ist in der europäischen Wasserrahmenrichtlinie 2000/60/EG vorgeschrieben, in der ein Grundwasserkörper als „ein gesonderter Wasserkörper in einem oder mehreren Grundwasserleitern“ definiert wird. Die Einteilung des Untergrunds in verschiedene Grundwasserkörper beruht hauptsächlich auf den physikalischen Eigenschaften der Grundwasserspeicher und dem regionalen Grundwasserfluss. Die wichtigsten Ausgangspunkte sind die Abfolge von Grundwasserleitern (Sand, Kies, Kreide, Gestein usw.) und regionalen Nichtwasserleitern (Ton usw.) sowie die Vermeidung klarer Hindernisse für den Grundwasserfluss (Lehmschichten, Brüche, Grundwasserabscheidungen, stark entwässernde Flüsse, Salinationsgrenzen usw.). Die Bestimmung der Grundwasserkörper beruhte daher auf der hydrogeologischen Kodierung des Untergrunds von Flandern (HCOV-Kodierung) und der Einstufung des Untergrunds von Flandern in Grundwassersysteme. Die Grundwasserkörper sind dreidimensional und können nebeneinander und übereinander auftreten. Insgesamt gibt es 42 Grundwasserkörper. Sie unterscheiden sich ganz anders: * Fläche von 50 km, zwischen 2 und 6 000 km, 2 * Dicke von 20 m bis 1 000 m * Kh von 0,000005 bis 2 300 m/Tag * von süß zu Salz *, hauptsächlich aus Kalkstein, Sand, Kies, Torf, Schlamm,... *... Die Grundwasserkörper haben sowohl einen Namen als auch einen Code. Der Code ist wie folgt aufgebaut: Die Bezeichnung eines Grundwasserkörpers basiert stets auf dem HCOV-Code des Hauptwasserleiters. Jeder Grundwasserkörper hat auch einen aussagekräftigen Code „GWS_HCOV_GWL_NR“ erhalten. Der Code besteht aus einer Abkürzung für das Grundwassersystem, in dem sich der Grundwasserkörper befindet (z. B. CVS, Zentralflämisches System), gefolgt vom HCOV-Code, der einem Hauptwasserleiter entspricht (z. B. 0600 steht für das Grundwasserleitersystem Ledo-Paniselian-Brusseli). Anschließend wird die Abkürzung „GWL“ hinzugefügt, gefolgt von der fortlaufenden Nummer NR, die die weitere räumliche Teilung des Grundwasserleiters in verschiedenen Regionen angibt. In einigen Fällen wurden die Buchstaben „s“ und „m“ hinzugefügt, die darauf hinweisen, dass ein Grundwasserkörper in einen Teil aufgeteilt wurde, der sich zum einen im Bezirk Scheldedi oder zum anderen im Bezirk Maas befindet. Zur Klärung des dreidimensionalen Aspekts der Grundwasserkörper wurden diese in Horizonte aufgeteilt, d. h. nach der Reihenfolge, in der Grundwasserkörper in Tiefe vorkommen. An einem bestimmten Ort hat jeder Grundwasserkörper höchstens einen Horizont und in jedem Zeithorizont höchstens ein Grundwasserkörper. „1“ den Grundwasserkörper oben, „2“ als zweiter Grundwasserkörper, „3“ an dritter Stelle,... Umgekehrt kann man sagen, dass es 4 Grundwasserkörper oberhalb eines Grundwasserkörpers mit Horizonten „5“ gibt." @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 identifier "f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 language NLD @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 modified "2024-02-20" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 provenance lineage @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 publisher 2143719695 @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 rightsHolder 0887290276 @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 spatial 3337388 @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 subject regional @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 subject ge @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 title "Grondwaterlichamen (horizonten)" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 title "Groundwater bodies (horizons)" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 title "Grundwasserkörper (Horizons)" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 title "Masses d’eau souterraine (horizons)" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 type Dataset @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 sample d285b3bd51c44c26b14412790fe151b4956-5b75d2343afc4e60 @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 contactPoint genid40223 @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 distribution 56c19062-78ce-3eb2-93cb-87c12379366b @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 distribution ac7cc827-b0ae-360b-81ff-eb90dffa8c44 @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 distribution c48a90a3-f9c5-36e6-bbde-aab4885b6bd8 @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 keyword "DOV" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 keyword "Databank Ondergrond Vlaanderen" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 keyword "Ondergrond" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 keyword "VMM" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 keyword "Vlaanderen" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 keyword "hydrogeologie" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 keyword "ondergrond" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 keyword "watervoerende laag" @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 landingPage 665b2a21-e2b1-41e9-8257-db0de99ab06b @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 theme REGI @default.
• f10498f7-85fe-4fb9-9548-6c51d43a1ec7 theme TECH @default.